ECLI:NL:CRVB:2016:2554

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 juli 2016
Publicatiedatum
7 juli 2016
Zaaknummer
15-3852 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van te veel uitgekeerd persoonsgebonden budget door Zorgkantoor

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellante, vertegenwoordigd door haar vader en moeder en bijgestaan door mr. J.G.J. Spiekker, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Zorgkantoor, VGZ Zorgkantoor B.V., die een terugvordering had ingesteld van een te veel uitgekeerd persoonsgebonden budget (pgb). De appellante had aanvankelijk een pgb van € 89.185,55 ontvangen, dat later werd verhoogd naar € 114.198,25. Echter, door een fout van het Zorgkantoor ontving zij uiteindelijk een bedrag van € 141.082,95, wat meer was dan het vastgestelde pgb. Het Zorgkantoor vorderde het teveel betaalde bedrag van € 57.130,04 terug.

De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep stelde de Raad vast dat appellante er niet op mocht vertrouwen dat het door het Zorgkantoor uitbetaalde bedrag juist was en dat zij dit bedrag volledig mocht besteden aan zorg. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van een uitdrukkelijke toezegging van het Zorgkantoor die gerechtvaardigde verwachtingen bij appellante had gewekt. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/3852 AWBZ
Datum uitspraak: 6 juli 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 28 april 2015, 13/750 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
VGZ Zorgkantoor B.V. (Zorgkantoor)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.G.J. Spiekker, hoger beroep ingesteld.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2016. Voor appellante zijn verschenen haar vader [naam 1] en haar moeder [naam 2], bijgestaan door mr. Spiekker. Het Zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.L.P. van Unnik.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 30 mei 2011 heeft het Zorgkantoor op grond van de Regeling subsidies AWBZ aan appellante voor het jaar 2011 een netto persoonsgebonden budget (pgb) verleend van € 89.185,55.
1.2.
Het Zorgkantoor heeft vervolgens bij opeenvolgende besluiten een hoger pgb voor 2011 verleend. Laatstelijk bij besluit van 30 november 2011 heeft het Zorgkantoor aan appellante voor 2011 een netto pgb verleend van € 114.198,25.
1.3.
Bij besluit van 4 januari 2012 heeft het Zorgkantoor het besluit van 30 november 2011 gecorrigeerd en aan appellante voor 2011 een netto pgb verleend van € 86.234,24. Van appellante wordt een bedrag van € 57.130,04 teruggevorderd.
1.4.
Bij besluit van 31 januari 2013 (bestreden besluit) heeft het Zorgkantoor het bezwaar van appellante tegen het besluit van 4 januari 2012 deels gegrond verklaard. Hieraan heeft het Zorgkantoor ten grondslag gelegd dat appellante er op mocht vertrouwen dat aan haar een pgb was verleend van € 114.198,25. Echter, appellante heeft als gevolg van een door het Zorgkantoor gemaakte fout € 26.391,64 meer ontvangen dan het voor 2011 vastgestelde pgb van € 114.691,31 en dit teveel betaalde bedrag wordt wel van haar teruggevorderd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Tussen partijen is uitsluitend in geschil of appellante er op mocht vertrouwen dat het door het Zorgkantoor uitbetaalde bedrag van € 141.082,95 juist was en dat zij dit bedrag volledig mocht besteden aan zorg.
4.2.
Het beroep van appellante op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. Een beroep op dat beginsel kan volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld CRvB 7 augustus 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX3805) alleen slagen als van de kant van het tot beslissen bevoegd orgaan uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezeggingen zijn gedaan, die bij de betrokkene gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt. De gedingstukken bevatten geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het Zorgkantoor aan appellante heeft toegezegd dat aan haar voor 2011 een bedrag van € 141.082,95 aan pgb zal worden verleend en dat zij dat bedrag volledig mocht besteden aan zorg. Ook is er geen sprake van strijd met de rechtszekerheid omdat appellante in de hiervoor genoemde opeenvolgende besluiten ten hoogte van het bedrag van € 114.198,25 netto aan pgb verleend heeft gekregen
4.3.
Uit 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap als voorzitter en J.P.A. Boersma en L.M. Tobé als leden, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2016.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) H.J. Dekker

NK