ECLI:NL:CRVB:2016:2532
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag wegens wangedrag van een matroos bij de Koninklijke Marine na herhaaldelijk onaangepast gedrag en alcoholgebruik
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant, een matroos bij de Koninklijke Marine, die ontslagen is wegens wangedrag. De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 juli 2016 uitspraak gedaan in deze zaak, die voortvloeit uit een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant had herhaaldelijk onaangepast gedrag vertoond, wat leidde tot een formele waarschuwing en een rechtspositionele maatregel. Uiteindelijk werd hij op 12 juni 2012 ontslagen na een incident op 3 mei 2012, waarbij hij onder invloed van alcohol niet op zijn post verscheen en slapend werd aangetroffen op het officierstoilet. De minister van Defensie had het ontslag verleend op basis van artikel 39 van het Algemeen militair ambtenarenreglement.
Tijdens de zitting op 26 mei 2016 heeft de appellant betoogd dat hij niet verwijtbaar heeft gehandeld en dat zijn alcoholgebruik niet van invloed was op zijn functioneren. De Raad heeft echter de verklaringen van de kwartiermeester en de verpleegkundige als geloofwaardig beoordeeld, die bevestigden dat de appellant onder invloed was en niet in staat om zijn werkzaamheden te verrichten. De Raad oordeelde dat het ontslag niet onevenredig was, gezien de eerdere waarschuwingen en het herhaaldelijke onaangepaste gedrag van de appellant. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De Centrale Raad van Beroep concludeert dat het ontslag van de appellant terecht was, gezien de omstandigheden en het gedrag dat leidde tot het ontslag. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van ambtenaren om zich te houden aan de gedragsnormen die aan hun functie zijn verbonden.