ECLI:NL:CRVB:2016:2474
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering op basis van woonsituatie
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van studiefinanciering aan appellant, die door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap was toegekend op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De minister had op basis van een huisbezoek op 8 maart 2014 geconcludeerd dat appellant woonachtig was op het adres van zijn ouders, en niet op het adres waar hij in de basisregistratie stond ingeschreven. Dit leidde tot de herziening van de studiefinanciering en de terugvordering van een te veel betaald bedrag van € 2.631,99.
Appellant betwist de rechtmatigheid van het huisbezoek en de conclusies die daaruit zijn getrokken. Hij stelt dat de controleurs de hoofdbewoner niet voldoende hebben geïnformeerd over het doel van het huisbezoek, waardoor de toestemming voor het huisbezoek niet geldig zou zijn. De Raad oordeelt echter dat de hoofdbewoner wel degelijk goed geïnformeerd was en dat de toestemming voor het huisbezoek rechtmatig was verleend. De Raad bevestigt dat het rapport van het huisbezoek een voldoende feitelijke grondslag biedt voor de conclusie dat appellant op het ouderlijk adres woonachtig was.
De Raad concludeert dat de minister terecht de studiefinanciering heeft herzien en het te veel betaalde bedrag heeft teruggevorderd. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.