Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 24 juni 2015 het beroep tegen het bestreden besluit van de korpschef ongegrond verklaarde. De appellant, een politieambtenaar, had bezwaar gemaakt tegen de toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Senior Gebiedsgebonden Politie (GGP). De korpschef had op 16 december 2013 besloten dat de appellant zou worden omgezet naar deze functie, maar de appellant was van mening dat de korpsleiding niet voldoende inspanningen had geleverd om hem een functie in schaal 9 te geven, zoals hij meende recht op te hebben.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 30 juni 2016 geoordeeld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching in zijn geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied. De Raad heeft ook geoordeeld dat de toepassing van de hardheidsclausule niet aan de orde is. De appellant had zijn uitgangspositie op 31 december 2011 niet betwist en had geen rechtsmiddelen aangewend tegen de besluitvorming over zijn uitgangspositie. Bovendien heeft de Raad vastgesteld dat de appellant niet voldoende onderbouwd heeft dat hij financieel nadeel lijdt door het bestreden besluit, en dat zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt omdat hij geen concrete gegevens heeft aangedragen.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma, in tegenwoordigheid van griffier L.V. van Donk, en is openbaar uitgesproken op 30 juni 2016.