ECLI:NL:CRVB:2016:2448
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om arbeidsondersteuning op grond van de Wajong 2010 met betrekking tot toegenomen beperkingen
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1993, op 3 september 2010 een aanvraag ingediend voor ondersteuning op grond van de Wet werk en inkomen jonggehandicapten (Wajong 2010). Deze aanvraag werd op 15 december 2010 door het Uwv afgewezen, omdat appellante meer dan 75% van het minimum(jeugd)loon kon verdienen. Appellante maakte bezwaar, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard. Op 1 oktober 2012 diende appellante een nieuwe aanvraag in, die door het Uwv op 11 januari 2013 werd afgewezen, met de mededeling dat er geen toegenomen beperkingen waren. Het bestreden besluit werd in bezwaar door het Uwv gehandhaafd, maar met een gewijzigde motivering. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellante ongegrond, wat leidde tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat er geen twijfel bestaat aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts. De rechtbank had vastgesteld dat appellante niet voldeed aan de criteria van de Wajong 2010, omdat zij niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat de door het Uwv geselecteerde functies geschikt waren voor appellante, en dat de medische informatie die appellante had ingediend geen nieuwe inzichten bood die de eerdere beoordelingen in twijfel trokken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van € 1.240,-.
De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, met M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 juni 2016.