ECLI:NL:CRVB:2016:243
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar door de korpschef in het ambtenarenrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellante, werkzaam bij Europol, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om in aanmerking te komen voor een regeling met betrekking tot de betaling van pensioenpremies tijdens buitengewoon verlof. De korpschef verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. Appellante stelde dat zij door ziekte niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en in hoger beroep werd deze beslissing bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, omdat appellante niet had aangetoond dat zij door haar medische situatie niet in staat was om haar belangen te behartigen. De Raad concludeerde dat de korpschef het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en bevestigde de eerdere uitspraak. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.