ECLI:NL:CRVB:2016:2421
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WGA-loonaanvullingsuitkering en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om zijn WGA-loonaanvullingsuitkering te beëindigen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant, die sinds 2005 uitgevallen is voor zijn werk als productiemedewerker door psychische klachten, had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. Na een herbeoordeling door een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, concludeerde het Uwv dat appellant niet langer recht had op de uitkering. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts heeft appellant onderzocht en de relevante medische informatie in zijn beoordeling betrokken. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die de beperkingen van appellant vaststelt. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe medische stukken overgelegd die de eerdere conclusies van de rechtbank en het Uwv ondermijnen.
De Raad bevestigt dat de geselecteerde functies voor appellant, zoals productiemedewerker en inpakker, passend zijn binnen zijn vastgestelde belastbaarheid. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.