ECLI:NL:CRVB:2016:2400
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering wegens hersteld arbeidsgeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die eerder was toegekend vanwege psychische en lichamelijke klachten. Appellant was per 17 december 2013 gaan werken als ICT-servicedeskmedewerker, maar viel uit op 31 januari 2014. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) verleende appellant een ZW-uitkering vanaf 4 februari 2014. Op 23 juni 2014 besloot het Uwv echter om de ZW-uitkering per 24 juni 2014 te beëindigen, omdat appellant weer in staat werd geacht zijn werkzaamheden te verrichten. Dit besluit werd bestreden door appellant, die in hoger beroep ging na een ongegrondverklaring van zijn bezwaar door de rechtbank.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 23 juni 2016 behandeld. Appellant voerde aan dat de werkomgeving onrustig was en dat er een risico op psychische decompensatie bestond. Het Uwv verdedigde de beëindiging van de uitkering en stelde dat het onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig was. De Raad oordeelde dat het oordeel van de rechtbank, dat het onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig was, werd onderschreven. Er waren geen medisch objectiveerbare gegevens ingebracht die aan dat oordeel konden twijfelen. De Raad concludeerde dat appellant per 24 juni 2014 in staat was zijn werkzaamheden te verrichten en bevestigde de aangevallen uitspraak.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.S. van der Kolk als voorzitter en C.C.W. Lange en E.W. Akkerman als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.