In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2016, gaat het om de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van een arts-onderzoeker bij het Academisch Medisch Centrum (AMC) van de Universiteit van Amsterdam. De functie van betrokkene is opgeheven als gevolg van een reorganisatie, maar de Raad oordeelt dat de raad van bestuur niet bevoegd was om betrokkene te ontslaan wegens een gebrek aan een zorgvuldig herplaatsingsonderzoek. Betrokkene was sinds 1989 werkzaam bij het AMC en werd in 2008 aangemeld als herplaatsingskandidaat na de goedkeuring van een reorganisatieplan. De Raad stelt vast dat de raad van bestuur niet heeft voldaan aan de vereisten van de CAO Universitair Medische Centra (CAO UMC) voor een zorgvuldig herplaatsingsonderzoek. De rechtbank had eerder de beroepen tegen de bestreden besluiten gegrond verklaard en de Raad bevestigt deze uitspraak, met verbetering van gronden. De Raad oordeelt dat de overschrijding van de redelijke termijn in de rechterlijke fase geheel aan de rechterlijke fase is toe te rekenen en kent een schadevergoeding van € 2.000,- toe aan betrokkene. De Raad veroordeelt de Staat der Nederlanden tot betaling van deze schadevergoeding en de proceskosten van betrokkene.