In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft een geschil over de bijstandsverlening aan appellant door het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Kompas. Appellant had een aanvraag om bijstand ingediend, maar het dagelijks bestuur had deze aanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad had eerder, op 22 december 2015, een tussenuitspraak gedaan waarin werd geoordeeld dat het dagelijks bestuur niet bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen en dat zij een inhoudelijk besluit op de aanvraag diende te nemen.
Na de tussenuitspraak heeft het dagelijks bestuur op 19 januari 2016 een nieuw besluit genomen, waarin de aanvraag werd afgewezen op basis van het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting. Appellant heeft in zijn zienswijze aangevoerd dat hij niet de kans heeft gekregen om meer duidelijkheid te verschaffen over zijn financiële situatie en dat het dagelijks bestuur niet aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan. De Raad heeft geoordeeld dat het dagelijks bestuur onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over de benodigde gegevens en dat de aanvraag om bijstand voor de periode van 11 mei 2012 tot 25 juli 2012 terecht is afgewezen, omdat appellant niet aan zijn inlichtingenverplichting heeft voldaan.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep gegrond verklaard. Het dagelijks bestuur is opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van appellant, waarbij het in de gelegenheid moet worden gesteld om de benodigde inlichtingen te verstrekken. Tevens is het verzoek van appellant om schadevergoeding afgewezen, omdat de redelijke termijn voor de procedure niet is overschreden. De proceskosten van appellant zijn begroot op € 1.984,- en het dagelijks bestuur is verplicht om het griffierecht van € 160,- te vergoeden.