Uitspraak
mr. S. Salhi, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een minderjarige met ADHD en ODD, heeft een verzoek ingediend voor een persoonsgebonden budget (pgb) dat door het Zorgkantoor is geweigerd. De weigering was gebaseerd op het feit dat de vader van de appellant onder de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen valt, wat volgens de Regeling subsidies AWBZ (Rsa) een grond vormt voor het niet verlenen van een pgb. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze weigering ongegrond verklaard.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de scheiding van de ouders van de appellant en de indicatie voor ggz-begeleiding die was afgegeven door Bureau Jeugdzorg. De Raad heeft vastgesteld dat de moeder van de appellant ter zitting heeft verklaard dat zorg in natura niet wenselijk is, maar dat het Zorgkantoor terecht heeft geweigerd om een pgb te verlenen. De Raad heeft de argumenten van de appellant in hoger beroep beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat er geen nieuwe gronden waren die een ander oordeel rechtvaardigden. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.