ECLI:NL:CRVB:2016:2326
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van ziekengeld op basis van nawerking van de Ziektewet na beëindiging arbeidsovereenkomst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, een werkgever, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om ziekengeld toe te kennen aan een werknemer die zich ziek had gemeld na de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. De werknemer had zich op 13 augustus 2014 ziek gemeld, terwijl zijn arbeidsovereenkomst op 22 juli 2014 was beëindigd. Het Uwv had vastgesteld dat de werknemer recht had op ziekengeld vanaf 22 juli 2014, omdat hij op dat moment niet in staat was om zijn werk als koerier te verrichten.
De rechtbank had het beroep van de werkgever tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde de werkgever aan dat de werknemer aanspraak had kunnen maken op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en dat er geen sprake was van nawerking van de Ziektewet (ZW). De Raad oordeelde echter dat de werknemer, ondanks het feit dat hij geen WW-uitkering had aangevraagd, recht had op ziekengeld op basis van artikel 46 van de ZW, omdat hij zich binnen vier weken na het einde van zijn verzekering ziek had gemeld.
De Raad bevestigde dat de medische onderbouwing van de arts, die had vastgesteld dat de werknemer ongeschikt was voor zijn werk als koerier, voldoende was. De Raad oordeelde dat het Uwv op goede gronden ziekengeld had uitgekeerd en dat het hoger beroep van de werkgever niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.