ECLI:NL:CRVB:2016:2323
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Recht op volledige vergoeding van inkomensafhankelijke bijdrage Zvw door het Uwv met toepassing van de woonlandfactor
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over het recht op volledige vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant, die sinds 2002 in Spanje woont en inkomen uit Nederland ontvangt, had bezwaar gemaakt tegen de toepassing van de woonlandfactor bij de berekening van de vergoeding. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht de woonlandfactor had toegepast bij de berekening van de vergoeding voor de jaren 2006 tot en met 2009. De appellant had eerder al een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, maar dit werd door de Raad verworpen, omdat hij niet had aangetoond dat het Uwv in vergelijkbare gevallen anders had gehandeld.
De Raad stelde vast dat de appellant als verdragsgerechtigde recht heeft op zorg in zijn woonland, en dat hij op grond van de Zvw een bijdrage verschuldigd is. De berekening van deze bijdrage is gebaseerd op de woonlandfactor, die de verhouding weergeeft tussen de zorgkosten in het woonland en die in Nederland. De Raad bevestigde dat de appellant recht heeft op een volledige vergoeding van de door hem verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage, maar dat de woonlandfactor ook bij de vergoeding moet worden toegepast. De uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die eerder het beroep van de appellant ongegrond had verklaard, werd door de Raad bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van de woonlandfactor in de berekening van zorgbijdragen voor in het buitenland wonende personen en de noodzaak voor het Uwv om deze factor in acht te nemen bij het vaststellen van vergoedingen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in stand bleef.