Uitspraak
OVERWEGINGEN
10 februari 2016 toereikend heeft gemotiveerd dat appellante ook in hoger beroep geen objectieve medische gegevens heeft ingebracht die twijfel doen rijzen aan de juistheid van de in de FML van 13 oktober 2011 vastgestelde functionele mogelijkheden van appellante.
20 januari 2015 bestudeerd. Hieruit blijkt volgens deze verzekeringsarts dat de psychische klachten medio 2013 van een andere grootte waren dan op de datum in geding en dat verwijzing eerst ruim anderhalf jaar na die datum heeft plaatsgevonden. De opgenomen beperkingen in sociaal functioneren en met betrekking tot de werktijden acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep in overeenstemming met het psychisch ziektebeeld dat appellante op de datum in geding vertoonde. Ook de brief van neuroloog Van Strien van
17 december 2013 werpt geen ander licht op de vastgestelde beperkingen van appellante omdat hieruit niet kan worden afgeleid dat de gestelde pijnklachten op de datum in geding tot het aannemen van meer beperkingen hadden moeten leiden. Daarbij wijst de verzekeringsarts bezwaar en beroep er voorts op dat appellante op het aanvraagformulier voor een nabestaandenuitkering geen rugklachten, maar enkel schouderklachten en psychische klachten heeft vermeld. Uit wat namens appellante in reactie op het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog is ingebracht kan niet worden opgemaakt dat op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren onvoldoende beperkingen zijn aangenomen.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek tot vergoeding van schade af.