Uitspraak
OVERWEGINGEN
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door de ingangsdatum van de bevordering vast te stellen op 1 november 2010. De rechtbank heeft hiertoe, samengevat en voor zover thans van belang, overwogen dat voor de bevordering per 1 november 2010 niet relevant is of er op 1 november 2010 een vastgestelde beoordeling over het vakmanschap aanwezig was, maar of op die datum, gelet op het functioneren van betrokkene, aan alle voorwaarden werd voldaan. Dit was volgens de rechtbank het geval. Daarbij is uitvoerig gemotiveerd waarom naar het oordeel van de rechtbank uit de op
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
“De ingangsdatum van de bevordering naar de functie van senior GGP is de aanvraagdatum of, in het geval dit eerder is, de datum waarop het bevoegd gezag de afspraken is gaan uitvoeren (uitvoeringsdatum). Indien echter een medewerker al eerder dan de aanvraagdatum of de uitvoeringsdatum materieel aan alle voorwaarden voldeed, is de ingangsdatum van de bevordering de datum waarop aan die voorwaarden werd voldaan, met dien verstande dat de ingangsdatum niet verder terug gaat dan 1 november 2010. Of al op een eerder moment dan de aanvraagdatum of de uitvoeringsdatum sprake was van functioneren boven de norm en verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP zal duidelijk en ondubbelzinnig uit een recente beoordeling - dat is een beoordeling vastgesteld op 1 november 2008 of later - moeten blijken. Is dat het geval, dan dient de ingangsdatum van de bevordering op dit eerdere moment - zij het niet voor 1 november 2010 - te worden gesteld. Dit geldt ook als de beoordeling, inhoudende dat geen sprake is van functioneren boven de norm en/of verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP, in rechte geen stand kan houden en uit andere beschikbare stukken duidelijk en ondubbelzinnig blijkt dat al op dat eerdere moment aan de voorwaarden werd voldaan. Uit het voorgaande volgt dat, anders dan appellant stelt, het moment van vaststelling van de beoordeling niet bepalend is voor de ingangsdatum van de bevordering. De Raad ziet verder in de uitvoeringsafspraken geen aanleiding om onderscheid te maken tussen bevorderingen op aanvraag en ambtshalve bevorderingen.”
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- bepaalt dat van appellant een griffierecht van € 497,- wordt geheven;
- veroordeelt appellant in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 106,29.