In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van bijstand en inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren (WIJ) van appellante. Appellante ontving van 1 december 2006 tot 1 februari 2010 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg heeft de bijstand ingetrokken, omdat appellante een gezamenlijke huishouding voerde met K. De Raad heeft eerder geoordeeld dat de intrekking van de bijstand op juiste gronden heeft plaatsgevonden. Appellante heeft op 31 mei 2010 een inkomensvoorziening op grond van de WIJ aangevraagd, maar het college weigerde deze aanvraag omdat appellante niet had aangetoond dat er een wijziging in haar omstandigheden was.
De Raad heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat het college een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd en dat het college nader onderzoek had moeten doen naar de woon- en leefsituatie van appellante. Uiteindelijk heeft het college de WIJ-uitkering van appellante ingetrokken, omdat zij niet had gemeld dat zij samenwoonde met K. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen de intrekking van de uitkering ongegrond verklaard, maar appellante is in hoger beroep gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er voldoende feitelijke grondslag is voor de conclusie dat appellante en K gezamenlijk hoofdverblijf hadden. De Raad heeft geoordeeld dat het college op goede gronden heeft aangenomen dat appellante in de te beoordelen periode een gezamenlijke huishouding voerde met K, en dat zij ten onrechte als zelfstandig subject van bijstand is beschouwd. De Raad heeft echter ook geoordeeld dat de intrekking van de inkomensvoorziening op grond van de WIJ niet op dezelfde gronden kan worden gehandhaafd, omdat de gezamenlijke huishouding niet automatisch betekent dat appellante geen recht had op de WIJ-uitkering. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het betrekking heeft op de intrekking van de WIJ-inkomensvoorziening en het college opgedragen een nieuwe beslissing te nemen.