ECLI:NL:CRVB:2016:220

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 januari 2016
Publicatiedatum
20 januari 2016
Zaaknummer
14/6465 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die sinds 1994 arbeidsongeschikt is. Appellante heeft in het verleden een uitkering ontvangen wegens psychische klachten en is in 2010 opnieuw uitgevallen uit haar werk. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar uitkering in 2012 herzien naar een lagere mate van arbeidsongeschiktheid, wat appellante heeft bestreden. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellante is in hoger beroep gegaan, waarbij zij aanvoert dat onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten en dat de rechtbank ten onrechte geen deskundige heeft benoemd. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten van de zaak en de medische beoordeling van het Uwv in ogenschouw genomen. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de beperkingen van appellante niet zijn onderschat en dat de functies die aan haar zijn voorgehouden binnen haar vastgestelde belastbaarheid blijven. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.

Uitspraak

14/6465 WAO
Datum uitspraak: 20 januari 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
16 oktober 2014, 13/6056 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. L. van Etten, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2015. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van Etten. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.J. Belder.

OVERWEGINGEN

1.1.
De Raad gaat uit van de feiten die de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft vermeld. Er wordt volstaan met het volgende.
1.2.
Appellante is op 8 november 1994 uitgevallen uit haar werk als groepsleidster voor
28 uur per week wegens psychische decompensatie. Van 7 november 1995 tot
19 december 2006 heeft zij een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen. Op 6 oktober 2010 is appellante uitgevallen uit haar werk als docente NT2 voor 18 uur per week wegens dezelfde psychische klachten als waarvoor zij eerder een WAO-uitkering heeft ontvangen. Met ingang van
4 november 2010 is haar uitkering hervat naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.3.
Bij besluit van 7 december 2012 heeft het Uwv de uitkering van appellante met ingang van 7 februari 2013 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 7 augustus 2013 (bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard.
2.1.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2.2.
Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat bij de medische beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante per datum in geding, 7 februari 2013, voldoende rekening is gehouden met de klachten van appellante. De rechtbank ziet geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van de door de verzekeringsartsen vastgestelde belastbaarheid van appellante. Zij moet daarom op de datum in geding in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 13 november 2012. In de door appellante naar voren gebrachte gronden ziet de rechtbank geen aanleiding om een urenbeperking aan te nemen. De rechtbank ziet voorts evenmin reden om, zoals door appellante wordt gewenst, een onafhankelijke deskundige te benoemen.
2.3.
Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit is de rechtbank van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat de belasting in de voor appellante geschikt geachte functies de vastgestelde medische belastbaarheid van appellante niet overschrijdt.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat in onvoldoende mate rekening is gehouden met de door haar tijdens de hoorzitting genoemde klachten. Ook stelt zij zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte geen aanleiding heeft gezien een urenbeperking op te nemen. Een werkweek van 40 uren gaat haar draagkracht te boven, zoals in het verleden verschillende malen is gebleken. De door haar ingebrachte informatie van de behandelend psycholoog zou tot een ander oordeel moeten leiden. Nu de rechtbank geen aanleiding heeft gezien een deskundige te benoemen verzoekt appellante de Raad om een specialistisch onderzoek door een onafhankelijke psychiater in te stellen.
3.2.
Met betrekking tot de functie van schadecorrespondent heeft appellante opnieuw aangevoerd dat deze voor haar niet geschikt is, omdat onvoldoende rekening is gehouden met de aanbeveling van de behandelend psycholoog wat betreft voldoende ruimte en rust en omdat de in die functie voorkomende telefonische contacten niet passen bij de voor haar vastgestelde belastbaarheid.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
De rechtbank heeft de gronden van het beroep voldoende besproken en met juistheid geoordeeld dat het Uwv de beperkingen van appellante, zoals deze zijn vastgelegd in de FML van 13 november 2012, niet heeft onderschat en dat de aan appellante voorgehouden functies blijven binnen de vastgestelde belastbaarheid.
4.3.
Hetgeen appellante in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak heeft aangevoerd leidt de Raad niet tot een ander oordeel dan waartoe de rechtbank is gekomen. De medische beoordeling heeft op een voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden, er is niet gebleken van een medische noodzaak voor een urenbeperking en de door appellante in hoger beroep ingebrachte medische informatie van haar huidige behandelaar leidt niet tot twijfel aan de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid op de datum in geding. Om die reden bestaat er geen reden een nader onderzoek door een onafhankelijke deskundige in te stellen.
4.4.
De stelling van appellante dat zij niet in staat is om te werken als schadecorrespondent bij het Uwv, omdat zij beperkt is in het hanteren van emotionele problemen van anderen en de functie op dat aspect van de FML (2.6.1) in het resultaat functiebeoordeling een signalering laat zien, wordt niet gevolgd. De grond van appellante ziet met name op de volgende passage uit de functiebeschrijving:
“Regelt “zachte” terugvoorderingen (bij lopende uitkeringen) direct met de client. Neemt daartoe telefonisch contact op met de client. Spreekt verzekerden bij hoge uitzondering ook aan het loket om onder andere uitleg te geven of om extra informatie in te winnen.”
Uitgaande van het feit dat het voeren van telefonische gesprekken slechts 5% van het takenpakket uitmaakt, konden de arbeidsdeskundigen in de rapporten van 16 april 2013 en
6 juni 2013 volstaan met de constatering dat het slechts om incidentele situaties gaat waarin het hanteren van emotionele problemen van anderen een rol zou kunnen spelen en dat de functie van schadecorrespondent om die reden voor appellante geschikt moet worden geacht.
4.5.
Uit hetgeen onder 4.2 tot en met 4.4 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman als voorzitter en F.M.S. Requisizione en R.P.T. Elshoff als leden, in tegenwoordigheid van N. Veenstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2016.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) N. Veenstra

UM