ECLI:NL:CRVB:2016:2183
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van aanspraken op grond van de Wet WIA en Ziektewet in hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanspraken van appellante op uitkeringen op grond van de Wet WIA en de Ziektewet (ZW). Appellante, die als medewerkster algemene schoonmaak werkte, meldde zich op 11 oktober 2010 ziek vanwege nek- en schouderklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde dat zij per 8 oktober 2012 niet meer arbeidsongeschikt was, wat door appellante werd bestreden. Na een nieuwe ziekmelding op 12 november 2013, heeft het Uwv op 6 januari 2014 vastgesteld dat appellante per 13 januari 2014 geen recht meer had op ziekengeld. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond, waarop appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank buiten de grenzen van het bestreden besluit was getreden door ook de aanspraken van appellante op grond van de Wet WIA te beoordelen, terwijl het bestreden besluit enkel betrekking had op de ZW-aanspraken. De Raad bevestigde dat appellante op 13 januari 2014 in staat was om de in aanmerking komende arbeid te verrichten, met uitzondering van de functie van machinebediende. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van het bestreden besluit. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.