ECLI:NL:CRVB:2016:2140
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van studiefinanciering op basis van woonsituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van studiefinanciering aan een betrokkene die volgens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap niet op het gemeentelijke basisadres woonde. De rechtbank Amsterdam had eerder geoordeeld dat de bevindingen van een huisbezoek onvoldoende grondslag boden voor de conclusie dat de betrokkene niet op het opgegeven adres woonde. De Raad heeft echter geoordeeld dat de verklaring van de hoofdbewoonster, die verklaarde dat de betrokkene niet op het gba-adres woonde, wel degelijk voldoende grondslag biedt voor de conclusie van de appellant. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep ongegrond verklaard, waarmee de herziening van de studiefinanciering per 1 juni 2013 werd bevestigd. De Raad oordeelde dat de hoofdbewoonster volmondig en zonder voorbehoud had verklaard dat de betrokkene niet op het gba-adres woonde en dat er geen spullen van hem aanwezig waren. De Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring, ondanks de latere verklaring van de hoofdbewoonster waarin zij haar eerdere verklaring nuanceerde. De Raad concludeerde dat de appellant terecht de studiefinanciering had herzien naar de norm voor thuiswonende studenten.