In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de inpassing van appellante in de generieke functie van Medewerker Dienstverlening A bij de gemeente Amsterdam. Appellante, die sinds 2007 werkzaam was als Zwemonderwijzer B, was in 2008 ingepast in de functie Medewerker Dienstverlening B. Na een reorganisatie en de invoering van een gemeentebreed functiegebouw, werd appellante per 1 juni 2013 ingepast in de functie Medewerker Dienstverlening A. Appellante was van mening dat deze inpassing onjuist was en dat zij in plaats daarvan in de functie Medewerker Dienstverlening B ingepast had moeten worden, gezien haar opleiding, werkervaring en de aard van haar werkzaamheden.
De Raad heeft overwogen dat de toetsing van de inpassing in een generieke functie terughoudend moet plaatsvinden. De Raad concludeert dat de inpassing in de functie Medewerker Dienstverlening A niet onhoudbaar is. De Raad heeft vastgesteld dat de functietypering van Medewerker Dienstverlening A voldoende aansluit bij de werkzaamheden van appellante, waaronder het geven van zwemonderwijs en het begeleiden van stagiaires. De Raad heeft ook opgemerkt dat de vereiste opleiding voor beide functies (Medewerker Dienstverlening A en B) op VMBO-niveau ligt, en dat appellante niet kan worden ingepast in een functie die een hoger niveau vereist dan zij heeft.
De uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard, is door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.