ECLI:NL:CRVB:2016:2073
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- J.J.A. Kooijman
- M.C.D. Embregts
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vergoeding openstaande verlofuren na ontslag wegens arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Tytsjerksteradiel tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een verzoek van betrokkene om een vergoeding voor 254 openstaande verlofuren na zijn ontslag wegens arbeidsongeschiktheid. Betrokkene had eerder, in augustus 2008, een eindafrekening ontvangen waarbij hem 127 verlofuren waren vergoed. Hij heeft echter geen bezwaar gemaakt tegen deze eindafrekening en heeft pas in 2012 een verzoek ingediend voor de vergoeding van de resterende verlofuren, waarbij hij stelde dat de eindafrekening in strijd was met Europese regelgeving.
De Raad oordeelde dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om van de eerdere eindafrekening terug te komen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de vordering van betrokkene nog niet was verjaard, maar de Raad kwam tot de conclusie dat de appellant het verzoek van betrokkene terecht had afgewezen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond, waarbij hij benadrukte dat de appellant niet verplicht was om opnieuw te beslissen over de vergoeding van de verlofuren, aangezien de eerdere eindafrekening in rechte onaantastbaar was geworden.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige bezwaarprocedures en de noodzaak voor belanghebbenden om binnen de gestelde termijnen actie te ondernemen tegen besluiten van bestuursorganen. De Raad concludeerde dat de appellant de aanvraag van betrokkene terecht had afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden.