Uitspraak
17 juni 2015, 14/6941 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de disciplinaire maatregel van overplaatsing naar een andere functie van appellant is beoordeeld. Appellant, werkzaam bij het Universitair Medisch Centrum Utrecht, heeft zich schuldig gemaakt aan plichtsverzuim door een politieagent te slaan. Na een strafrechtelijke veroordeling heeft het bestuur van het UMC Utrecht besloten om appellant te disciplineren door hem over te plaatsen naar een andere functie, wat gepaard ging met een lagere salarisschaal indien de nieuwe functie lager werd gewaardeerd. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze maatregel, maar het bestuur heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beslissing van het bestuur bevestigd, maar appellant is in hoger beroep gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de disciplinaire maatregel niet onevenredig is aan de aard en ernst van het plichtsverzuim. De Raad heeft vastgesteld dat de reikwijdte van de maatregel pas volledig duidelijk werd na een brief van het bestuur van 15 april 2016, waarin de functie van appellant werd verduidelijkt. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, omdat de maatregel gerechtvaardigd was. De Raad heeft ook de proceskosten van appellant in zowel beroep als hoger beroep toegewezen aan het bestuur.
De uitspraak benadrukt het belang van de integriteit en het gedrag van ambtenaren, vooral in functies waar zij in contact komen met de politie. De Raad heeft ook rekening gehouden met de financiële gevolgen voor appellant en heeft hem een salarisgarantie gegeven, ondanks de lagere functie. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2016.