ECLI:NL:CRVB:2016:2055
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrecht
In deze zaak heeft verzoeker, afkomstig uit Burundi, een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de Centrale Raad van Beroep. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de aanvragen van verzoeker om maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wmo 2015 waren afgewezen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek om voorlopige voorziening niet voldoet aan het vereiste van connexiteit, omdat het verzoek niet betrekking heeft op de in de hoofdzaak bestreden besluiten. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de aanvragen van verzoeker terecht waren afgewezen, en het college had hem wel een bed-, bad- en broodvoorziening aangeboden. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is, en heeft de uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De beslissing is openbaar uitgesproken op 1 juni 2016.