ECLI:NL:CRVB:2016:2032
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- J.J.A. Kooijman
- M.C.D. Embregts
- Rechtspraak.nl
Beëindiging onkostenvergoeding voor zittende medewerkers en de rechtsgeldigheid daarvan
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van een onkostenvergoeding voor zittende medewerkers van de gemeente Rotterdam. Appellant, die sinds 1986 werkzaam was bij de gemeente, ontving een vaste onkostenvergoeding op basis van de Regeling onkostenvergoeding. Deze regeling werd in 2009 gewijzigd, waardoor nieuwe medewerkers geen onkostenvergoeding meer ontvingen en de vergoeding voor zittende medewerkers werd bevroren. In 2012 besloot het college de regeling te beëindigen, wat leidde tot een afkoopsom voor appellant. De rechtbank had eerder het besluit van het college vernietigd wegens een motiveringsgebrek, maar het college verklaarde het bezwaar opnieuw ongegrond. De Raad oordeelde dat de vergoeding een onkostenvergoeding was en niet als salaris kon worden aangemerkt volgens de gemeentelijke regelgeving. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalde, omdat appellant geen bewijs had geleverd voor ongelijk behandelde gevallen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten de vergoeding te beëindigen.