ECLI:NL:CRVB:2016:2030
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor sta-op stoel; AWBZ als voorliggende voorziening
In deze zaak heeft appellante, die een ouderdomspensioen ontvangt en in een verpleeginstelling verblijft, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor de kosten van een aangepaste sta-op-stoel. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp, omdat appellante mogelijk aanspraak kon maken op vergoeding via de zorgverzekering of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het college stelde dat de AWBZ als een passende en toereikende voorziening moest worden beschouwd.
De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat de rechtbank een onjuist wettelijk kader had toegepast en dat de afwijzing van haar aanvraag in strijd was met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM).
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de WWB, zoals deze vóór 1 januari 2015 luidde, van toepassing was. De Raad bevestigde dat er geen recht op bijstand bestaat indien er een voorliggende voorziening is die als toereikend en passend wordt beschouwd. De AWBZ werd in dit geval als een dergelijke voorziening aangemerkt. De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat er zeer dringende redenen waren om van de regels af te wijken, en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.