ECLI:NL:CRVB:2016:2021
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake schriftelijke waarschuwing en bijstandsverlaging onder de Wet Werk en Bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarbij de rechtbank de beroepen van appellanten tegen de bestreden besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn ongegrond heeft verklaard. Appellanten, die sinds 6 september 2010 bijstand ontvangen op basis van de Wet Werk en Bijstand (WWB), hebben geen medewerking verleend aan een medisch belastbaarheidsonderzoek en hebben geen afspraken gemaakt voor re-integratie. Het college heeft hen daarop schriftelijke waarschuwingen gegeven en hun bijstand tijdelijk verlaagd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellanten verwijtbaar hebben gehandeld door geen afspraken te maken en dat de opgelegde maatregelen terecht zijn. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk voor zover het betrekking heeft op een gedraging van appellante, omdat er geen procesbelang meer is. De Raad concludeert dat de appellanten niet hebben voldaan aan hun verplichtingen onder de WWB en dat de genomen besluiten door het college rechtmatig zijn.