ECLI:NL:CRVB:2016:2008

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 mei 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
15/1823 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een persoonsgebonden budget (pgb) door het Zorgkantoor wegens gebrek aan oriëntatie op gecontracteerd zorgaanbod

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellante had een aanvraag ingediend voor een persoonsgebonden budget (pgb) na een indicatie door het CIZ voor persoonlijke verzorging. Het Zorgkantoor heeft de aanvraag afgewezen omdat appellante zich niet had georiënteerd op het zorgaanbod dat door het Zorgkantoor was gecontracteerd. Tijdens een 'Bewust Keuze gesprek' werd vastgesteld dat appellante geen oriëntatie had plaatsgevonden op basis van zorg in natura. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen de afwijzing ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad werd bevestigd.

De Raad overwoog dat appellante in hoger beroep geen nieuwe gronden had aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De verklaring van appellante dat zij contact had gehad met een zorgaanbieder werd niet als voldoende onderbouwd beschouwd. De Raad concludeerde dat het Zorgkantoor terecht het pgb had geweigerd en dat er geen aanleiding was voor schadevergoeding of een veroordeling in proceskosten. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

15/1823 AWBZ
Datum uitspraak: 25 mei 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
27 februari 2015, 14/8982 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
CZ Zorgkantoor B.V. (Zorgkantoor)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. S. Salhi, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2016. Appellante en haar gemachtigde zijn niet verschenen. Het Zorgkantoor is vertegenwoordigd door
mr. N. Baytemir.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 21 januari 2014 heeft CIZ appellante geïndiceerd voor de zorg functie persoonlijke verzorging, klasse 1, op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).
1.2.
Appellante heeft een aanvraag gedaan voor een persoonsgebonden budget (pgb). In het budgetplan van 27 januari 2014 heeft appellante verklaard dat zij niet heeft onderzocht of de zorg die zij wil inkopen ook wordt geleverd door zorgaanbieders die zijn gecontracteerd door het Zorgkantoor.
1.3.
Op 7 april 2014 heeft een “Bewust Keuze gesprek” plaatsgevonden met appellante, haar zoon [naam zoon] en een medewerker van het Zorgkantoor. In het verslag van dat gesprek is vermeld dat geen oriëntatie heeft plaatsgevonden op basis van zorg in natura.
1.4.
Bij besluit van 14 april 2014 heeft het Zorgkantoor de aanvraag afgewezen onder verwijzing naar artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
1.5.
Bij besluit van 17 september 2014 (bestreden besluit) heeft het Zorgkantoor het bezwaar van appellante tegen het besluit van 14 april 2014 ongegrond verklaard omdat appellante zich niet heeft georiënteerd op het door het Zorgkantoor gecontracteerde zorgaanbod. Bovendien bestaat het vermoeden dat appellante en/of haar zoon niet in staat zijn de aan een pgb verbonden verplichtingen op verantwoorde wijze uit te voeren.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellante heeft zich niet georiënteerd op het door het Zorgkantoor gecontracteerde zorgaanbod, zodat het Zorgkantoor gehouden was het pgb te weigeren. Volgens de rechtbank komt aan de verklaring van appellante ter zitting dat zij contact heeft gehad met Clementia niet de waarde toe die appellante daaraan gehecht wil zien, nu deze verklaring eerst ter zitting is gegeven en niet onderbouwd is met objectief verifieerbare stukken. Voor de door appellante voorgestane belangenafweging bestaat geen ruimte.
3. In hoger beroep heeft appellante zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en heeft zij verzocht om schadevergoeding.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1.
Appellante heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. De Raad ziet in deze gronden geen reden om de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit te vernietigen.
4.2.
Het voorgaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap als voorzitter en D.S. de Vries en N.R. Docter als leden, in tegenwoordigheid van J.C. Borman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2016.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) J.C. Borman

MO