ECLI:NL:CRVB:2016:1967

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 mei 2016
Publicatiedatum
31 mei 2016
Zaaknummer
15/5720 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging van bijstandsnorm voor gehuwden in verband met kamerbewoning en delen van kosten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarbij de rechtbank het beroep van appellanten tegen het besluit van het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst ongegrond heeft verklaard. Appellanten, een echtpaar, hebben met ingang van 25 augustus 2014 een kamer gehuurd in een woning en hebben op 15 september 2014 bijstand aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het dagelijks bestuur heeft hen bijstand toegekend naar de norm voor gehuwden, maar met een verlaging van 10% vanwege het kunnen delen van kosten door kamerbewoning.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 31 mei 2016 geoordeeld dat de verlaging van de bijstandsnorm terecht was. De Raad overweegt dat op grond van artikel 26 van de WWB het college de norm voor gehuwden kan verlagen als zij lagere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan hebben door het kunnen delen van kosten met een ander. De Raad concludeert dat er geen zeer bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat in dit geval van de regels in de Verordening moet worden afgeweken. De hoogte van de huurprijs is niet voldoende om te spreken van zeer bijzondere omstandigheden. De keuze van appellanten om een kamer met een hoge huurprijs te huren, moet voor hun rekening blijven.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellanten af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/5720 WWB
Datum uitspraak: 31 mei 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
16 juli 2015, 15/1059 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante) te [woonplaats]
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) van de gemeenten Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo (dagelijks bestuur)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. J.W. Brouwer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2016. Namens appellanten is verschenen mr. Brouwer. Het dagelijks bestuur heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten hebben met ingang van 25 augustus 2014 een kamer gehuurd in een woning aan de [adres] te [woonplaats] met een huur van € 500,- per maand. In de huurprijs is een vergoeding voor het gebruik van de gemeenschappelijke ruimten en de kosten voor nutsvoorzieningen inbegrepen. Op 15 september 2014 hebben appellanten zich gemeld voor het aanvragen van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).
1.2.
Bij besluit van 7 oktober 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 27 januari 2015 (bestreden besluit), heeft het dagelijks bestuur aan appellanten bijstand toegekend naar de norm voor gehuwden met een verlaging van 10% vanwege kamerbewoning en daarmee het kunnen delen van kosten.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep op de hierna te bespreken grond tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 26 van de WWB, voor zover hier van belang, kan het college de norm voor gehuwden, waarvan beide echtgenoten jonger zijn dan 65 jaar, verlagen, voor zover de belanghebbenden lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander. Op grond van artikel 30, eerste lid, van de WWB stelt de gemeenteraad bij de in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c van de WWB bedoelde verordening vast voor welke categorieën de norm wordt verhoogd of verlaagd en op grond van welke criteria de hoogte van die verhoging of verlaging wordt bepaald. Verhoging of verlaging van de norm of afwijkende vaststelling van de toeslag vindt ingevolge artikel 30, vierde lid, van de WWB plaats onverminderd artikel 18, eerste lid. De in artikel 30 bedoelde verordening is de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2013 Assen (hierna: Verordening).
4.2.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Verordening wordt de bijstandsnorm lager vastgesteld indien de gehuwden lagere algemene noodzakelijk kosten van bestaan hebben dan waarin de bijstandsnorm voorziet als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander. Op grond van het tweede lid bedraagt die verlaging 10% van het netto minimumloon.
4.3.
Niet in geschil is dat appellanten als gevolg van kamerbewoning geheel of gedeeltelijk met een ander kosten kunnen delen. Uitsluitend in geschil is of sprake is van zeer bijzondere omstandigheden op grond waarvan in dit individuele geval moet worden afgeweken van de in de Verordening neergelegde regels voor verlaging van bijstand. De hoogte van de huurprijs is niet aan te merken als een zeer bijzondere situatie die een dergelijke afwijking kan rechtvaardigen. De hoogte van de huurprijs brengt immers niet met zich mee dat de hier bedoelde kosten niet gedeeld kunnen worden. Daarbij komt dat de keuze voor het huren van een kamer met een hoge huurprijs voor rekening van appellanten dient te blijven. Zoals ook volgt uit de uitspraak van 5 november 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:2392) kunnen de gevolgen van een dergelijke keuze niet op de bijstand worden afgewenteld.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep van appellanten niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.M.G. Hink, in tegenwoordigheid van P.C. de Wit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2016.
(getekend) G.M.G. Hink
(getekend) P.C. de Wit

HD