ECLI:NL:CRVB:2016:1960

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 mei 2016
Publicatiedatum
27 mei 2016
Zaaknummer
15/460 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op WW-uitkering en verzoek om schadevergoeding in het kader van onrechtmatig besluit

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en er was op 11 december 2012 door een deurwaarder derdenbeslag gelegd op die uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had besluiten genomen in verband met dit beslag, die door de rechtbank Rotterdam op 14 november 2013 als ongegrond waren verklaard. De Raad bevestigde deze uitspraak in hoger beroep op 15 april 2015.

Appellant verzocht op 16 december 2013 om schadevergoeding vanwege het gelegde beslag, maar het Uwv wees dit verzoek af op 8 januari 2014. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 27 maart 2014 ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de besluiten over het beslag rechtmatig waren, waardoor het Uwv niet aansprakelijk kon worden gehouden voor de door appellant geleden schade.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere gronden en voegde daaraan toe dat hij kosten had gemaakt door een onjuiste toepassing van de beslagvrije voet en immateriële schade had geleden. Het Uwv pleitte voor bevestiging van de eerdere uitspraak. De Raad oordeelde dat voor een geslaagd verzoek om schadevergoeding vereist is dat sprake is van een onrechtmatig besluit. Aangezien de besluiten over het beslag rechtmatig waren, was er geen grond voor schadevergoeding. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees een proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

15/460 WW
Datum uitspraak: 25 mei 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
11 december 2014, 14/2722 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2016. Appellant is niet verschenen. Namens het Uwv is mr. F.A. Put verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Op 11 december 2012 is door de deurwaarder derdenbeslag op die uitkering gelegd. Het Uwv heeft in verband met dat beslag besluiten genomen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 1 mei 2013 ongegrond verklaard. Het daartegen ingestelde beroep is ongegrond verklaard bij uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
14 november 2013. Die uitspraak heeft de Raad in het daartegen ingestelde hoger beroep bevestigd (CRvB 15 april 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1202).
1.2.
Appellant heeft op 16 december 2013 een verzoek gericht tot verweerder om schadevergoeding in verband met het gelegde beslag. Bij besluit van 8 januari 2014 heeft het Uwv dat verzoek afgewezen.
2. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 8 januari 2014. Bij beslissing op bezwaar van 27 maart 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv dat bezwaar ongegrond verklaard en de eerdere beslissing gehandhaafd. Het Uwv heeft daaraan ten grondslag gelegd dat het Uwv niet onrechtmatig heeft gehandeld en binnen de grenzen van het beslag is gebleven.
3. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank waren de besluiten over het beslag rechtmatig, zodat het Uwv niet aansprakelijk kan worden gehouden voor beweerdelijk door appellant door de besluiten geleden schade.
4. In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere gronden herhaald. Hij heeft gesteld dat hij kosten heeft gemaakt doordat de beslagvrije voet onjuist werd toegepast. Verder stelt appellant immateriële schade te hebben geleden.
5. Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
6. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
6.1.
Voor een geslaagd verzoek om schadevergoeding is vereist dat sprake is van een onrechtmatig besluit. Met de uitspraak van de Raad van 15 april 2015 staat vast dat de besluiten over het beslag rechtmatig zijn.
6.2.
Anders dan appellant veronderstelt, is in het kader van het beslag slechts de vraag aan de orde of het Uwv binnen de grenzen van dat beslag is gebleven. Dat door een arrest van het gerechtshof van 15 oktober 2013 het beslag is opgeheven, betekent niet dat het Uwv een onrechtmatig besluit heeft genomen. Er was dan ook geen grond om schadevergoeding toe te kennen. Het Uwv heeft terecht en op goede gronden het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6.3.
De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van L.L. van den IJssel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2016.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) L.L. van den IJssel

TM