ECLI:NL:CRVB:2016:1959
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de dagloonregels bij overstap van werk naar werk zonder tussenliggende werkloosheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die sinds 8 juni 2009 in dienst was bij werkgever 1, heeft zijn dienstbetrekking moeten beëindigen per 12 juli 2013 vanwege bedrijfseconomische omstandigheden. Vervolgens heeft hij van 8 juli 2013 tot 28 juli 2013 gewerkt via werkgever 2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft appellant met ingang van 22 juli 2013 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend, gebaseerd op een dagloon van € 75,48. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat hij van mening was dat zijn dagloon hoger had moeten zijn. Het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard, wat heeft geleid tot de rechtszaak.
De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard en geoordeeld dat het Uwv het WW-dagloon terecht heeft vastgesteld. In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald, maar de Raad heeft geoordeeld dat het Uwv de dagloonregels correct heeft toegepast. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat voor werknemers die na 30 mei 2013 de overstap van werk naar werk hebben gemaakt zonder tussenliggende werkloosheid, de gewijzigde dagloonregels van toepassing zijn. Appellant voldeed niet aan de voorwaarden voor toepassing van de oude regels, omdat hij na de beëindiging van zijn dienstbetrekking bij werkgever 1 geen recht had op een WW-uitkering. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af.