ECLI:NL:CRVB:2016:1959

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 mei 2016
Publicatiedatum
27 mei 2016
Zaaknummer
15/1376 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de dagloonregels bij overstap van werk naar werk zonder tussenliggende werkloosheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die sinds 8 juni 2009 in dienst was bij werkgever 1, heeft zijn dienstbetrekking moeten beëindigen per 12 juli 2013 vanwege bedrijfseconomische omstandigheden. Vervolgens heeft hij van 8 juli 2013 tot 28 juli 2013 gewerkt via werkgever 2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft appellant met ingang van 22 juli 2013 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend, gebaseerd op een dagloon van € 75,48. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat hij van mening was dat zijn dagloon hoger had moeten zijn. Het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard, wat heeft geleid tot de rechtszaak.

De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard en geoordeeld dat het Uwv het WW-dagloon terecht heeft vastgesteld. In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald, maar de Raad heeft geoordeeld dat het Uwv de dagloonregels correct heeft toegepast. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat voor werknemers die na 30 mei 2013 de overstap van werk naar werk hebben gemaakt zonder tussenliggende werkloosheid, de gewijzigde dagloonregels van toepassing zijn. Appellant voldeed niet aan de voorwaarden voor toepassing van de oude regels, omdat hij na de beëindiging van zijn dienstbetrekking bij werkgever 1 geen recht had op een WW-uitkering. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af.

Uitspraak

15/1376 WW
Datum uitspraak: 25 mei 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 januari 2015, 13/7091 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M. Hoogendonk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben toestemming gegeven een onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was sinds 8 juni 2009 op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam in dienst van [werkgever 1] (werkgever 1). In verband met bedrijfseconomische omstandigheden is die dienstbetrekking beëindigd per 12 juli 2013.
1.2.
Appellant is van 8 juli 2013 tot 28 juli 2013 werkzaam geweest via [werkgever 2] (werkgever 2). Bij besluit van 13 september 2013 is appellant met ingang van 22 juli 2013 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) op basis van een dagloon van € 75,48.
1.3.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 september 2013 en daarbij gesteld dat zijn dagloon hoger moet zijn. Bij beslissing op bezwaar van 27 november 2013 (bestreden besluit) heeft het Uwv dat bezwaar ongegrond verklaard.
2. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geoordeeld dat het Uwv het
WW-dagloon terecht heeft vastgesteld op € 75,48.
3.1.
De in hoger beroep herhaalde en nader uitgewerkte beroepsgronden van appellant komen erop neer dat het Uwv de WW-uitkering op een hoger dagloon had moeten baseren.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In uitspraken van 30 maart 2016 (zie onder meer ECLI:NL:CRVB:2016:1009) is geoordeeld dat het Uwv voor werknemers die de overstap van werk naar werk zonder tussenliggende werkloosheid hebben gemaakt vóór 31 mei 2013, artikel 12 van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen buiten toepassing had dienen te laten en moeten beoordelen of toepassing van artikel 17 van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen tot een hoger dagloon leidt. Voor werknemers die na 30 mei 2013 de overstap van de ene naar de andere dienstbetrekking hebben gemaakt zonder tussenliggende werkloosheidsuitkering geldt dit niet, omdat zij op de hoogte hadden kunnen zijn van wijziging van de dagloonregels. Zij hadden vanaf die datum de mogelijke gevolgen van een dergelijke overstap kunnen overzien en hun beslissing daarop kunnen afstemmen. Daarnaast is geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een vermoeden van indirecte discriminatie. Verwezen wordt naar de in die uitspraak onder 4.1 tot en met 7.2 opgenomen overwegingen.
4.2.
Wat appellant heeft aangevoerd geeft geen aanleiding daar in deze zaak anders over te oordelen. Appellant is per 8 juli 2013, dus na 30 mei 2013, zijn dienstbetrekking aangegaan bij werkgever 2 en voldeed niet aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 12 van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen, omdat hij na de beëindiging van zijn eerdere dienstbetrekking bij werkgever 1 geen recht had op uitbetaling van een WW-uitkering. Daarom heeft het Uwv het dagloon terecht gebaseerd op het loon dat appellant heeft genoten uit de dienstbetrekking met werkgever 2, waaruit zijn werkloosheid is ontstaan.
4.3.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van
M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2016.
(getekend) G.A.J. van den Hurk
(getekend) M.D.F. de Moor

UM