ECLI:NL:CRVB:2016:1947
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- E.C.R. Schut
- C. van Viegen
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die vanaf 1 oktober 2004 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De aanleiding voor de intrekking was een melding van het Werkplein Nieuw West dat appellant mogelijk meer uren werkte dan hij had opgegeven. Na een onderzoek door de Dienst Werk en Inkomen (DWI) bleek dat appellant bij verschillende waarnemingen was aangetroffen terwijl hij werkzaamheden verrichtte, wat niet overeenkwam met zijn verklaringen. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft daarop besloten de bijstand van appellant in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen.
De Raad overweegt dat het college de intrekking van de bijstand niet heeft beperkt tot een bepaalde periode, waardoor de beoordeling de periode van 15 april 2013 tot en met 30 april 2014 beslaat. De Raad stelt vast dat het college niet voldoende heeft aangetoond dat appellant in deze periode de inlichtingenverplichting heeft geschonden. De verklaring van appellant dat hij ook in zijn vrije tijd voor de gezelligheid naar de zaak kwam, biedt onvoldoende steun voor de conclusie dat hij meer uren heeft gewerkt dan opgegeven. De Raad vernietigt daarom het bestreden besluit voor de periode van 15 april 2013 tot en met 6 april 2014 en draagt het college op een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellant tegen de terugvordering.
De uitspraak wordt gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de proceskosten van appellant worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan op 24 mei 2016.