Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die werkzaam was als algemeen medewerker in de bouw, had zijn dienstverband beëindigd en zich ziek gemeld. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat hij na afloop van de wachttijd geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uwv, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop de appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft de argumenten van de appellant beoordeeld, waaronder de stelling dat hij niet in staat was om de geduide WIA-functies te vervullen. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden gedaan naar de beperkingen van de appellant en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling. De Raad concludeerde dat de appellant op 14 augustus 2014 in staat was om ten minste één van de geduide functies te vervullen en dat de beëindiging van de ZW-uitkering per die datum terecht was. Het hoger beroep van de appellant werd afgewezen, en er was geen ruimte voor schadevergoeding of proceskostenveroordeling.