ECLI:NL:CRVB:2016:1838
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van Zeben-de Vries
- M.C. Bruning
- L. Koper
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van nabestaandenuitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de nabestaandenuitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellante, geboren in 1952 en weduwe sinds 2012, ontving een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) die in 2013 werd ingetrokken omdat zij niet langer als arbeidsongeschikt werd beschouwd. De Svb heeft in 2014 een nieuw besluit genomen waarin de uitkering per 1 april 2014 werd beëindigd. Appellante betwistte de juistheid van de medische beoordeling en de arbeidsongeschiktheidsschatting door de Svb. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het medische oordeel van de verzekeringsartsen op een zorgvuldig onderzoek berustte. De Raad oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsartsen en dat de arbeidskundige grondslag voor de beëindiging van de uitkering voldoende was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De uitspraak werd gedaan op 13 mei 2016.