ECLI:NL:CRVB:2016:1796
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam. Appellant ontving sinds 10 augustus 2012 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en was sinds 1 februari 2013 werkzaam als oproepkracht bij een afhaalrestaurant. In het kader van een onderzoek naar zijn werkzaamheden en inkomsten, uitgevoerd door de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente, bleek dat appellant meer uren had gewerkt dan hij had opgegeven. Dit leidde tot de intrekking van zijn bijstandsuitkering en de terugvordering van eerder ontvangen bijstandsbedragen. De rechtbank had de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam in eerdere uitspraken bevestigd. Appellant stelde in hoger beroep dat hij enkel aanwezig was voor de gezelligheid en geen geld ontving voor extra werkzaamheden. De Raad oordeelde dat de aanwezigheid tijdens reguliere openingstijden op de werkplek de vooronderstelling rechtvaardigt dat appellant op geld waardeerbare arbeid heeft verricht. Aangezien appellant niet aan zijn inlichtingenverplichting had voldaan, kon het recht op bijstand niet worden vastgesteld. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat het college terecht de bijstand had ingetrokken en de gemaakte kosten had teruggevorderd.