ECLI:NL:CRVB:2016:1782
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verrekening van inkomsten uit zelfstandig ondernemerschap met WW-uitkering en terugvordering onverschuldigd betaalde voorschotten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die zijn WW-uitkering ontving, had toestemming gekregen om als zelfstandige te starten. Het Uwv verrekende echter 70% van zijn inkomsten uit deze zelfstandige werkzaamheden met zijn WW-uitkering. De appellant was het niet eens met de terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten door het Uwv, die in totaal € 16.010,18 bedroegen. Hij stelde dat de informatie die hij had ontvangen over de verrekening onduidelijk was en dat hij niet had kunnen weten dat ook inkomsten buiten de startperiode in aanmerking genomen zouden worden.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv terecht de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling als inkomen had aangemerkt en dat de terugvordering van de WW-uitkering gerechtvaardigd was. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt, maar de Raad oordeelde dat het aan de appellant was om zich te informeren over de regelgeving en de gevolgen van zijn aanvraag. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De Raad benadrukte dat de terugvordering niet als een bestraffende maatregel werd gezien, maar als een herstel naar een rechtmatige toestand. Het verzoek om vergoeding van wettelijke rente werd afgewezen en de proceskosten werden niet toegewezen.