ECLI:NL:CRVB:2016:1740

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 mei 2016
Publicatiedatum
12 mei 2016
Zaaknummer
15-1723 BABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een gehandicaptenparkeerkaart op basis van medische adviezen

In deze zaak heeft appellant op 15 augustus 2013 een aanvraag ingediend voor een gehandicaptenparkeerkaart (GPK). De aanvraag werd beoordeeld door medisch adviseurs van de MO-zaak en TriviumPlus, die beiden concludeerden dat er geen medische redenen zijn waarom appellant niet in staat zou zijn om 100 meter te lopen. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant ongegrond verklaard. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch advies van TriviumPlus objectief en inzichtelijk was, en dat appellant medisch gezien in staat was om 100 meter te lopen, ondanks zijn klachten. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de conclusies van de eerdere adviezen zouden ondermijnen. De Raad heeft vastgesteld dat de argumenten van appellant niet voldoende zijn om te twijfelen aan de eerdere adviezen en heeft daarom de beslissing van de rechtbank bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen en heeft ook geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

15/1723 BABW
Datum uitspraak: 11 mei 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
29 januari 2015, 14/1770 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. I.H.M. Hest, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2016. Namens appellant is verschenen mr. Hest. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door J.N.H Kepers.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft op 15 augustus 2013 een aanvraag ingediend om een gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder (GPK). Medisch adviseur
[B] van de MO-zaak heeft op 12 september 2013 een advies uitgebracht. Daaruit blijkt dat sprake is van chronische pijnklachten van de benen onder meer veroorzaakt door een orthopedische aandoening aan de rug. Daarnaast is sprake van een leveraandoening en een endocriene aandoening waardoor mogelijk het inspanningsvermogen licht verminderd is. De gemiddelde loopafstand wordt geschat op 100 meter. Volgens de MO-zaak is verbetering te verwachten van een behandeling bij revalidatiecentrum Blixembosch. Daarom is een herbeoordeling noodzakelijk over zes maanden. Naar aanleiding van dit advies heeft het college bij besluit van 13 september 2013 aan appellant met ingang van 16 september 2013 een GPK verstrekt voor de duur van zes maanden.
1.2.
Tegen dit besluit heeft appellant bezwaar gemaakt. Hij heeft in bezwaar informatie overgelegd van neuroloog W. Groeneveld van 23 september 2003 en fysiotherapeut
B. van Houten van 27 februari 2003.
1.3.
Op verzoek van het college heeft medisch adviseur P.J. Beks van TriviumPlus op
17 maart 2014 een medisch advies uitgebracht. Volgens het advies wijst het feit dat appellant weinig beweegt en veel in bed ligt erop dat hij een zeer passieve leefwijze hanteert. Dit leidt ertoe dat zijn algemene conditie steeds verder achteruit zal gaan. Om dat te doorbreken is in beweging komen van groot belang. Vooralsnog zijn er geen evidente medische redenen waarom hij niet in staat is 100 meter te lopen. Daarvoor is wel behandeling/begeleiding nodig. Hoewel er medisch gezien geen eenduidige verklaring is waarom hij geen 100 meter kan lopen, doet appellant dat niet vanwege de ervaren pijnklachten. Toekenning van de gevraagde GPK zou eraan bijdragen dat appellant nog minder gaat bewegen, waardoor zijn conditie nog verder achteruit gaat. Daarom wordt negatief geadviseerd voor de gevraagde voorziening.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het medisch advies van de adviserend arts van TriviumPlus op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld. Het advies is concludent en bevat geen onjuiste feiten. Uit het advies blijkt dat appellant medisch objectief gezien 100 meter kan lopen. Dat hij dit niet doet, betekent niet dat hij daartoe niet in staat kan worden geacht. Appellant heeft geen medische
informatie ingediend op grond waarvan de juistheid van het advies in twijfel zou moeten worden getrokken.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 49, eerste lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer kan aan een gehandicapte, overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde criteria, door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij als ingezetene met een adres is ingeschreven in de basis registratie personen, een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt.
4.2.
Deze regeling is de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (Regeling). Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, kunnen bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij – met de gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan
100 meter aan één stuk te voet te overbruggen, voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking komen.
4.3.
Tussen partijen is in geschil of appellant voldoet aan de voorwaarde dat hij in redelijkheid niet in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen.
4.4.
In wat appellant heeft aangevoerd ziet de Raad geen aanleiding om te twijfelen aan de medische adviezen van MO-zaak en TriviumPlus. Dat de inhoud van de brief van de huisarts van appellant van 16 juni 2014 maakt dat getwijfeld moet worden aan het advies van TriviumPlus, volgt de Raad niet. Anders dan appellant meent, volgt uit de tekst van die brief niet dat de huisarts heeft vastgesteld dat de loopafstand van appellant minder dan 100 meter is maar slechts dat zijn loopafstand niet zal verbeteren. Appellant heeft dan ook niet met medische gegevens onderbouwd dat de conclusie van TriviumPlus dat er geen medische verklaring is waarom appellant geen 100 meter kan lopen, onjuist is. De door appellant in hoger beroep overgelegde afsprakenlijst van zijn internist en de oproep voor een echoscopie, kunnen evenmin als dergelijke medische gegevens worden aangemerkt op grond waarvan valt aan te nemen dat er sprake is van een aantoonbare loopbeperking van langdurige aard waardoor appellant niet zelfstandig (al dan niet met een loophulpmiddel) een afstand van meer dan 100 meter kan overbruggen.
4.5.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de Raad geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap als voorzitter en J.P.A. Boersma en N.R. Docter als leden, in tegenwoordigheid van I.G. Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2016.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) I.G. Toma

MO