ECLI:NL:CRVB:2016:1734
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.M.G. Hink
- J.T.H. Zimmerman
- J.H.M. van de Ven
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van verkoop van goud en sieraden
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat de onderzoeksresultaten van de sociale recherche voldoende grondslag bieden voor de conclusie dat appellant inkomsten heeft gehad uit de verkoop van goud en sieraden. Appellant had geen melding gemaakt van deze inkomsten, wat leidde tot de conclusie dat zijn recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De Raad stelt vast dat appellant sinds 8 oktober 2009 bijstand ontving, maar dat deze bijstand per 2 oktober 2012 is beëindigd vanwege zijn detentie. De sociale recherche ontdekte dat appellant in de periode van 22 september 2010 tot en met 29 september 2011 op meerdere dagen goud en sieraden had verkocht, wat leidde tot een totaalbedrag van € 28.982,17. Daarnaast werden er contante bedragen van € 5.980,- en € 1.230,- aangetroffen bij aanhoudingen van appellant. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag besloot op basis van deze bevindingen de bijstand van appellant over de betreffende periode in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen.
Appellant voerde in hoger beroep aan dat de verkopen niet aannemelijk waren gemaakt en dat deze als incidentele verkopen in de particuliere sfeer moesten worden aangemerkt. De Raad oordeelt echter dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de onderzoeksresultaten voldoende bewijs leveren voor de conclusie dat appellant inkomsten heeft gehad uit de verkoop van goud en sieraden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat de schending van de inlichtingenverplichting door appellant leidt tot de conclusie dat zijn recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.