ECLI:NL:CRVB:2016:1724
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Causaal verband tussen psychische klachten en oorlogsgeweld in het kader van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2016, gaat het om de vraag of de psychische klachten van betrokkene, die in 1942 in Nederlands-Indië is geboren, in causaal verband staan met de internering tijdens de Bersiap-periode. Betrokkene had eerder aanvragen ingediend op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo), die waren afgewezen omdat er geen blijvende lichamelijke en/of psychische invaliditeit was vastgesteld als gevolg van oorlogsgeweld. Na het overlijden van betrokkene hebben zijn erven het beroep voortgezet.
De Raad heeft vastgesteld dat de aanwezigheid van psychische klachten door verweerder niet wordt ontkend, maar dat de vraag is of de verergering van deze klachten kan worden toegeschreven aan de internering. De Raad heeft verschillende medische adviezen in overweging genomen, waaronder die van artsen J.H. Husken, A.M. Ohlenschlager en G.J. Laatsch. De Raad concludeert dat de psychische klachten van betrokkene niet in betekenende mate zijn veroorzaakt door de internering, maar eerder door andere factoren zoals affectieve verwaarlozing en de omstandigheden van zijn jeugd.
Uiteindelijk oordeelt de Raad dat het bestreden besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad standhoudt en verklaart het beroep van appellanten ongegrond. De Raad wijst erop dat de omgekeerde bewijslast niet van toepassing is, gezien de duidelijke andere oorzaken van de klachten. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige afweging van medische adviezen in het kader van de Wubo.