ECLI:NL:CRVB:2016:1713
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.E. Bakker
- J.P.M. Zeijen
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en amber-beoordeling na intrekking WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv, waarbij zijn aanvraag voor een WIA-uitkering is afgewezen. Appellant had eerder een WAO-uitkering ontvangen, maar deze was in 2005 ingetrokken. In 2009 meldde hij zich opnieuw ziek en vroeg hij een WIA-uitkering aan. Het Uwv heeft de aanvraag afgewezen, omdat zij van mening was dat er geen sprake was van een heropening van de WAO-uitkering op basis van de zogenaamde amber-procedure. Appellant betwistte deze beslissing en stelde dat het Uwv ten onrechte geen amber-beoordeling had uitgevoerd. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar appellant ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv de amber-beoordeling ten onrechte heeft achterwege gelaten. De Raad stelt vast dat het Uwv niet heeft onderzocht of appellant recht heeft op heropening van de WAO-uitkering, wat noodzakelijk is voordat een beoordeling op grond van de WIA kan plaatsvinden. De Raad benadrukt dat de beoordeling van de WAO-aanvraag voorrang heeft boven de WIA-aanvraag. De Raad draagt het Uwv op om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen en de gevolgen van de beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) voor de WAO-beoordeling vast te stellen. De uitspraak is gedaan op 29 april 2016.