Bij de beantwoording van die vraag staat voorop dat de in artikel 33g, zesde lid, van het ARAR geboden mogelijkheid het verlof op te delen in ten hoogste drie perioden en de in artikel 33g, derde lid, van het ARAR geregelde begrenzing van de aanspraak op verlof tot de datum waarop het kind de leeftijd van acht jaren heeft bereikt, bij de toepassing van de terugbetalingsregeling van artikel 33g, achtste lid, van het ARAR soms niet onmiddellijk te doorgronden gevolgen kan hebben. De ambtenaar die (een deel van) het verlof kort na de geboorte van zijn kind opneemt, vervolgens nog één jaar in dienst blijft en dan op zijn verzoek wordt ontslagen, is op grond van artikel 33, achtste lid, van het ARAR niet verplicht tot terugbetaling van wat hem aan bezoldiging over de genoten uren ouderschapsverlof is toegekend. Dat is anders bij de ambtenaar die, bijvoorbeeld, kort na de geboorte van zijn kind een deel van het verlof opneemt, vervolgens jaren in dienst blijft en vlak voordat het kind de leeftijd van acht jaar heeft bereikt, het restant van het verlof opneemt en binnen een jaar daarna op zijn verzoek wordt ontslagen. Deze ambtenaar is op grond van artikel 33g, achtste lid, van het ARAR wel verplicht tot terugbetaling van wat hem aan bezoldiging over de genoten uren van ouderschapsverlof is toegekend. Ondanks het verstrijken van een periode van een jaar na opname van het eerste gedeelte van het verlof en het daarbij behorende verval van de terugbetalingsverplichting, herleeft door het opnemen van een tweede deel van het verlof de eerdere verplichting tot terugbetaling van wat over het eerste gedeelte van het verlof over de genoten verlofuren aan bezoldiging is toegekend. Met de invoering van het onbetaald ouderschapsverlof op 1 januari 2011 herleeft de eerder vervallen terugbetalingsverplichting ook in de situatie waarin een ambtenaar, bijvoorbeeld, kort na de geboorte van zijn kind betaald verlof opneemt, vervolgens jaren in dienst blijft, vlak voordat het kind de leeftijd van acht jaar heeft bereikt onbetaald verlof opneemt en binnen een jaar daarna op zijn verzoek wordt ontslagen. In geval van onbetaald ouderschapsverlof kan dit te meer tot onvoorziene gevolgen leiden, nu, gelet op de Wet Arbeid en Zorg, de ambtenaar, anders dan voortvloeit uit artikel 33g, negende lid, van het ARAR, ook later dan bij het doen van zijn aanvraag nog kan beslissen om een eventueel nog resterende verlofperiode onbetaald op te nemen
(zie Stb. 210, 819, p. 21).