ECLI:NL:CRVB:2016:1686
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en Ziektewetuitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant, die eerder werkzaam was als machine-operator, had zich ziek gemeld met psychische en lichamelijke klachten. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen op de hoogte waren van de klachten van appellant. Appellant had geen overtuigende medische informatie overgelegd die zijn arbeidsongeschiktheid kon onderbouwen. In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere gronden en voegde hij nieuwe medische informatie toe van een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat deze informatie geen aanleiding gaf om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij arbeidsongeschikt was in de zin van de Ziektewet op de relevante datum.