Uitspraak
OVERWEGINGEN
1 april 2014 van de sociaal-psychiatrisch verpleegkundige W. Segeren (SPV’er) waaruit volgens appellant blijkt dat de terugvordering zijn psychische klachten heeft verergerd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de terugvordering van onverschuldigd betaalde Ziektewet (ZW) uitkering aan appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had zich op 25 februari 2013 ziek gemeld, terwijl hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving. Het Uwv kende hem een voorschot op de ZW-uitkering toe, maar concludeerde later dat appellant geen recht had op deze uitkering en vorderde het betaalde voorschot van € 5.881,15 terug. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellant tegen deze terugvordering ongegrond, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat de rechtbank de beroepsgronden van appellant afdoende heeft besproken en overtuigend heeft gemotiveerd waarom deze niet slagen. Appellant voerde aan dat de terugvordering onaanvaardbare financiële en sociale consequenties voor hem heeft, en dat het Uwv het restitutierisico heeft veroorzaakt door niet voortvarend te handelen. De Raad oordeelt echter dat er geen dringende redenen zijn om van de terugvordering af te zien, en dat de psychische klachten van appellant niet zijn verergerd door de terugvordering. De Raad bevestigt dat het Uwv terecht heeft besloten tot terugvordering over te gaan en wijst het verzoek om schadevergoeding af.