ECLI:NL:CRVB:2016:1679
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van inlichtingenverplichting en onduidelijkheid over besteding persoonsgebonden budgetten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant ontving sinds 1 september 2004 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst heeft de bijstand van de appellant ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd, omdat er vermoedens waren dat de appellant de ontvangen persoonsgebonden budgetten (pgb's) niet voor de juiste doeleinden had besteed. De appellant had geen melding gemaakt van de pgb's en het bezit van een dure auto, wat leidde tot een onderzoek door de sociale recherche.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen het besluit van het dagelijks bestuur ongegrond. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat het dagelijks bestuur niet bevoegd was om onderzoek te doen naar de besteding van de pgb's, omdat Achmea al een controle had uitgevoerd. De Raad oordeelde dat de appellant de inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat hij pgb's ontving en dat deze niet altijd voor zorgkosten waren aangewend. De Raad benadrukte dat de verplichting om informatie te verstrekken objectief is en dat verwijtbaarheid geen rol speelt.
De Raad bevestigde dat het dagelijks bestuur bevoegd was om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen, omdat de appellant niet had voldaan aan zijn inlichtingenverplichting. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.