ECLI:NL:CRVB:2016:1642
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering terug te komen van eerder besluit over arbeids- en inkomensondersteuning Wajong
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uwv om terug te komen op een eerder besluit van 28 mei 2013, waarin werd vastgesteld dat appellant geen recht had op arbeids- en inkomensondersteuning op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong). Appellant, geboren in 1994, heeft psychische klachten en pijnklachten die hij in 2013 heeft aangevoerd bij het Uwv. Na een eerdere afwijzing heeft hij op 24 januari 2014 opnieuw een aanvraag ingediend, die door het Uwv werd opgevat als een verzoek om herziening van het eerdere besluit. Het Uwv heeft in zijn rapporten aangegeven dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om het eerdere besluit te herzien. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, en appellant is in hoger beroep gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de argumenten van appellant niet kunnen worden aangemerkt als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vastgesteld dat de eerder vastgestelde beperkingen onveranderd zijn en dat er geen toename van arbeidsongeschiktheid is aangetoond. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, met verbetering van gronden. De Raad oordeelt dat het Uwv niet onzorgvuldig heeft gehandeld door appellant niet uit te nodigen voor een gesprek met een verzekeringsarts of arbeidsdeskundige, aangezien er geen nieuwe feiten zijn aangevoerd die dit zouden rechtvaardigen. De uitspraak is gedaan op 4 mei 2016.