ECLI:NL:CRVB:2012:BX9900

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/3595 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.W.J. Schoor
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om Wajong-uitkering wegens gebrek aan nieuwe feiten of veranderde omstandigheden

In deze zaak heeft appellante, geboren op 4 november 1988, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 6 juli 2009 besloten om de aanvraag af te wijzen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening van het besluit rechtvaardigden. Appellante trok haar bezwaar tegen dit besluit in, maar diende op 8 december 2009 opnieuw een aanvraag in, die door het Uwv werd aangemerkt als een verzoek om terug te komen op het eerdere besluit. Dit verzoek werd op 17 december 2009 afgewezen, wederom zonder nieuwe feiten of omstandigheden.

De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, waarbij werd overwogen dat het eerdere besluit onherroepelijk was geworden en dat de nieuwe diagnose Retinitis Pigmentosa, die pas in augustus 2009 was gesteld, niet als nieuw feit kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de visusklachten van appellante al waren beoordeeld in een eerder rapport van de verzekeringsarts en dat de later gestelde diagnose de ernst van de klachten niet veranderde.

In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat er wel degelijk nieuwe feiten waren, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de diagnose, gebaseerd op eerder bekende gegevens, niet als nieuw feit kon worden aangemerkt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door C.W.J. Schoor, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 5 oktober 2012.

Uitspraak

11/3595 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 mei 2011, 10/2857 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 5 oktober 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.T. Tilburg, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2012. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Voor het Uwv is verschenen mr. M.K. Dekker.
OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 6 juli 2009 heeft het Uwv appellante, geboren op 4 november 1988, een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) geweigerd voor op 4 november 2005 ingetreden arbeidsongeschiktheid. Het bezwaar hiertegen heeft appellante op 7 september 2009 ingetrokken.
2. Appellante heeft op 8 december 2009 opnieuw een Wajong-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft deze aanvraag aangemerkt als zijnde een verzoek om terug te komen van het besluit van 6 juli 2009, als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.1.Bij besluit van 17 december 2009 heeft het Uwv het verzoek om terug te komen van het besluit van 6 juli 2009 afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn.
3.2. Bij besluit van 9 juli 2010 (bestreden besluit) is het bezwaar, gemaakt tegen het besluit van 17 december 2009, ongegrond verklaard.
3.3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat het besluit van 6 juli 2009 onherroepelijk is geworden. Dit besluit dient als uitgangspunt genomen te worden met betrekking tot de vraag of er sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden (nova), en zo ja, of het Uwv daarin aanleiding had behoren te vinden om het oorspronkelijke besluit te herzien. De rechtbank heeft geoordeeld dat het eerste wel maar het tweede niet het geval is. De visus klachten van appellante zijn immers beoordeeld in het rapport van de verzekeringsarts van 29 mei 2009 en de later gestelde diagnose maken de klachten en de ernst daarvan niet anders, aldus de rechtbank.
4. Appellante heeft in hoger beroep haar standpunt dat er wel degelijk sprake is van nieuwe feiten herhaald. De diagnose Retinitis Pigmentosa is gesteld en door het ontbreken van die diagnose ten tijde van de eerste Wajong-aanvraag zijn haar beperkingen niet juist ingeschat.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. In artikel 4:6, eerste lid, van de Awb is bepaald dat, indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, de aanvrager gehouden is nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden. Ingevolge het tweede lid kan het bestuursorgaan, wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende besluit.
5.3.1. Appellante heeft gesteld dat ten tijde van de aanvraag in april 2009 en de beoordeling in mei 2009 de diagnose Retinitis Pigmentosa nog niet was gesteld. Deze diagnose is pas in augustus 2009 gesteld.
5.3.2. Naar het oordeel van de Raad is geen sprake van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. De Raad verwijst naar de vaste rechtspraak van de Raad - bijvoorbeeld de uitspraak van 23 november 2007, LJN BB8684 - waarin is bepaald dat een nader gestelde diagnose die is gebaseerd op reeds eerder bekende medische onderzoeksgegevens, niet als een nieuw feit of veranderde omstandigheid kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft derhalve terecht, zij het met de kwalificatie van de gestelde diagnose als een nieuw feit niet geheel op juiste grond, geconcludeerd dat het Uwv bevoegd was het verzoek af te wijzen onder verwijzing naar het besluit van 6 juli 2009 vanwege het ontbreken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheid.
5.4. Uit hetgeen appellante overigens heeft aangevoerd is de Raad evenmin gebleken van gegevens die als een nieuw feit of veranderde omstandigheid moeten worden aangemerkt. De Raad voegt hier aan toe dat ter zitting bij de Raad door de gemachtigde van appellante niet is ontkend dat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden, maar dat appellante thans een uitkering uit de Wet werk en bijstand ontvangt en van mening is meer begeleiding naar betaalde arbeid te krijgen wanneer zij een Wajong-uitkering zou ontvangen.
5.5. Uit hetgeen is overwogen in 5.2 tot en met 5.4 volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2012.
(getekend) C.W.J. Schoor
(getekend) M.R. Schuurman
KR