ECLI:NL:CRVB:2016:1638
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schuldige nalatigheid bij premiebetaling en schending van hoorplicht in sociale verzekeringsrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. S.T. Dieters, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb), die hem op 1 augustus 2013 100% schuldig nalatig had verklaard voor het niet betalen van premie volksverzekeringen over het jaar 2008. De Svb had dit besluit gebaseerd op informatie van de belastingdienst, die meldde dat appellant nog een aanzienlijk bedrag aan inkomstenbelasting en premie verschuldigd was.
De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, ondanks de schending van de hoorplicht, omdat deze schending volgens de rechtbank met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden gepasseerd. In hoger beroep voerde appellant aan dat deze schending niet genegeerd kon worden, vooral omdat zijn detentie in 2008 niet was meegenomen in de besluitvorming. De Raad oordeelde dat de Svb de schending van de hoorplicht niet had kunnen negeren, en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moest worden. De Raad verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van 8 november 2013, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
Daarnaast werd de Svb veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellant, die in totaal € 992,- bedroegen. Deze uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in bestuursprocedures en de noodzaak voor een zorgvuldige besluitvorming door de Svb.