ECLI:NL:CRVB:2016:1591

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 april 2016
Publicatiedatum
2 mei 2016
Zaaknummer
15/8148 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2016 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 30 oktober 2015. Het verzoeker, die in deze procedure werd bijgestaan door zijn gemachtigde J.E.M. van Roon, had verzocht om herziening van de uitspraak waarbij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was opgedragen om terug te komen van een eerdere weigering van een WAO-uitkering. De Raad heeft vastgesteld dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die onder artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vallen. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak of de juistheid van de eerdere uitspraak. De Raad heeft het verzoek om herziening afgewezen, omdat verzoeker niet heeft aangetoond dat er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die tot een andere uitspraak zouden kunnen leiden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/8148 WAO
Datum uitspraak: 29 april 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van
30 oktober 2015, 15/2480
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft bij brief, ontvangen door de Raad op 25 november 2015, verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 30 oktober 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:3784).
Het Uwv heeft een reactie op dit verzoek om herziening ingezonden.
Verzoeker heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2016. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door J.E.M. van Roon als zijn gemachtigde. Het Uwv is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijk geworden uitspraak op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. Bij zijn uitspraak van 30 oktober 2015 heeft de Raad geoordeeld dat het Uwv met het besluit van 2 april 2015, genomen ter uitvoering van de uitspraak van de Raad van 6 februari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:383) terecht en op goede gronden zijn besluit van 22 juni 2012, waarbij het Uwv had geweigerd om terug te komen van zijn eerdere besluit van 28 juni 2005 tot weigering van een WAO-uitkering, heeft gehandhaafd. De Raad heeft hiertoe overwogen het standpunt van het Uwv te onderschrijven dat de in bezwaar overgelegde aantekeningen van de destijds behandelend neuroloog Van de Werd geen nieuwe feiten bevatten die, waren ze eerder bekend geweest, tot een ander standpunt van het Uwv hadden geleid. De Raad heeft het beroep van appellant tegen het besluit van 2 april 2015 vervolgens ongegrond verklaard.
3.1.
Verzoeker heeft gevraagd om herziening van de uitspraak van 30 oktober 2015, maar heeft hiertoe geen feiten of omstandigheden aangevoerd als bedoeld in artikel 8:119 van de Awb.
3.2.
Het is vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van
11 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1218) dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Het verzoek om herziening dient te worden afgewezen, nu niet is gebleken dat verzoeker enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:119 van de Awb, naar voren heeft gebracht.
3.3.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door L. Koper, in tegenwoordigheid van N. Veenstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 april 2016.
(getekend) L. Koper
(getekend) N. Veenstra

AP