In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een WAO-uitkering aan betrokkene, die na een auto-ongeval in 1990 een aanvraag had ingediend. De rechtbank had eerder de aantekeningen van neuroloog Van de Werd, die betrekking hadden op de periode van 8 juli 1990 tot en met 2 mei 1991, als nieuw gebleken feit aangemerkt. De Raad onderschreef deze motivering en oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag door het Uwv op onjuiste gronden was gebaseerd. Appellant had de aanvraag van betrokkene van 9 mei 2012 ten onrechte afgewezen met toepassing van artikel 4:6 van de Awb. De Raad oordeelde dat het Uwv een nieuw besluit moest nemen, waarbij het de nieuwe informatie van de neuroloog en andere relevante gegevens in de beoordeling moest betrekken. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en bepaalde dat tegen het nieuwe besluit slechts bij de Raad beroep kon worden ingesteld. Tevens werd appellant veroordeeld in de proceskosten van betrokkene en werd een griffierecht vastgesteld.