ECLI:NL:CRVB:2016:153
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- G. van Zeben-de Vries
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen van het intrekkingsbesluit van de WAO-uitkering van appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die sinds 1991 arbeidsongeschikt is, had een WAO-uitkering die in 2002 werd ingetrokken omdat hij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Na verschillende juridische procedures en besluiten van het Uwv, heeft appellant opnieuw verzocht om een WAO-uitkering. Het Uwv weigerde dit verzoek, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening van de eerdere besluiten rechtvaardigden. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze weigering ongegrond verklaard.
De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de aanvraag van appellant niet alleen als een verzoek om terug te komen van eerdere besluiten moet worden gezien, maar ook als een verzoek om herziening voor de toekomst en als een beroep op de Wet Amber wegens toegenomen klachten. De Raad concludeert dat er geen nieuwe feiten zijn gepresenteerd die aanleiding geven tot herziening van de eerdere besluiten. De medische verklaringen die appellant heeft ingediend, zijn niet als nieuw bewijs geaccepteerd, omdat deze informatie al eerder bekend was en in eerdere beoordelingen was meegenomen. De Raad bevestigt dat appellant terecht geen recht heeft op een WAO-uitkering, omdat hij niet verzekerd was voor de WAO na zijn vertrek naar Marokko en de beëindiging van zijn uitkering.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.