Uitspraak
OVERWEGINGEN
a. het recht op uitkering niet of niet meer bestaat;
b. recht op een lagere uitkering bestaat;
c. degenen aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend of zijn wettelijke vertegenwoordiger een verplichting als bedoeld in artikel 25, 28 of 80 niet of niet behoorlijk is nagekomen.
5.3. Artikel 3 van de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 van 17 oktober 2006, Stct. 2006, 230, bepaalt tot en met welke dag intrekking of herziening van uitkering met terugwerkende kracht plaatsvindt indien door toedoen van de verzekerde (als gevolg van het niet nakomen van een inlichtingenverplichting of een medewerkingsverplichting) ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering is verstrekt dan wel het recht op uitkering niet kan worden vastgesteld. Voorts is geregeld tot en met welke dag intrekking of herziening plaatsvindt voor de situatie dat geen sprake is van toedoen of van een niet-nakoming van een verplichting maar het de verzekerde redelijkerwijs duidelijk was of duidelijk kon zijn en bij samenloop van een of meer eerdergenoemde situaties.
BESLISSING
- verklaart het beroep in zoverre gegrond;
- vernietigt het besluit van 29 juni 2012, voor zover daarbij is beslist op het bezwaar tegen de
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van wettelijke rente als onder 7 van deze uitspraak is
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.017,75;
- bepaalt dat aan appellant het door hem betaalde griffierecht van in totaal